Vieuxtje

met suiker

Ome Thijs had een kalvergrossierderij aan het Amsterdamse abattoir en deed daarmee wat zijn vader ook al deed. Huub Oudshoorn werkte als kok in het Amstel hotel en daar kwam Thijs' dochter Lies het vlees leveren. Zo leerde het stel elkaar kennen, Huub mocht met haar trouwen en maakte zodoende kennis met het kalvervak. We zitten met Huub aan tafel, hij is een van de weinigen die de oude tijd nog meemaakten. Matthijs van Houten, Ome Thijs dus, had in het Amsterdam van de jaren vijftig zijn cliënteel voornamelijk binnen de Joodse gemeenschap. Naast de grossierderij had hij in de hoofdstad twee slagerswinkels, ongetwijfeld om de restanten door te schuiven. Het was in de tijd dat Thijs van Houten volop exporteerde naar Frankrijk, Italië en Zwitserland, het transport gebeurde in koelwagons per trein. Niet voor niets lagen de meeste slachterijen aan een spoorweg. Huub haalt een album met oude foto's tevoorschijn en denkt met heimwee terug aan die tijd. De bestellingen kwamen per telex binnen. Weliswaar waren er bankgaranties, het wil niet zeggen dat de afnemers prompt wilden betalen. Bij elke levering ontstonden er telefonische discussies om de prijs wat te laten zakken, vooral met de Italianen, het was een spel.

Ome Thijs, zo vertelt Huub, had aanvankelijk niet eens een eigen auto. Er was altijd wel een veewagen om mee te liften naar de markt. Boeren bezoeken deed hij dan op de fiets, maar dat maakte Huub niet meer mee. Er moesten grote afstanden worden afgelegd en er dienden veel boeren te worden bezocht. Echte kalvermesters bestonden nog niet, met name op de Veluwe hadden veel boeren een stuk of tien kalveren in boxen staan die zo'n vijf tot zes maanden met melk werden opgevoed. Nuchtere kalveren werden vaak door Jan van Drie bij de boeren opgestald, eenmaal vet waren ze uiteraard te koop. Kleinschalig bestond de contractmesterij dus toen al. Ook op de veemarkten van Zwolle, Den Bosch, Barneveld en Doetinchem konden vette kalveren worden gekocht, er werd dan afgerekend in het plaatselijke café, traditioneel met een glaasje vieux met suiker terwijl het dan vaak ook tijd was voor een gehaktbal. In Barneveld werden de marktprijzen bepaald. "Nog steeds is er een clubje dat wekelijks bij elkaar komt", zegt Huub, "in de Goudrenet, maar dat zal in deze moderne tijd eerder uit nostalgische overwegingen zijn." Hij weet zich goed te herinneren dat Ome Thijs het liefst de kalveren kocht die door een boerin waren opgevoed, hij zei het verschil te kunnen merken.
Huub is zijn leven lang kok gebleven, zeer lange tijd als kok-voorlichter bij het Productschap voor Vee en Vlees en daarna bij de Stichting Promotie Kalfsvlees. Toch verhuisden hij en Lies in 1986 naar een boerderij in het buitengebied van Voorthuizen. Dat was een idee van Ome Thijs. Muiters waar op de markt geen interesse voor was, kocht hij bijna gratis aan, waarna Lies zich liefdevol over die dieren ging ontfermen. Vaak kwam het dan nog goed me ze en was dat een winstgevende onderneming. Voor ons op tafel liggen de oude attributen waarmee Ome Thijs vroeger op stap ging. Zijn portemonnaie die hij met een stevige ketting om de hals droeg en het schaartje waarmee hij op de markt de haren van de kalveren wegknipte om zijn initialen te vormen. Het fotoboek dat erbij ligt, is een echt tijdsmonument. We komen een krantenknipsel tegen van heel lang geleden: van een ontsnapt kalf dat verzeild was geraakt in de Amsterdamse Kalverstraat, er werd door oom agent een bekeuring voor uitgeschreven. Maar we zien bijvoorbeeld ook een foto uit 1952, genomen tijdens het diner in Krasnapolsky ter ere van het 50-jarige bestaan van de Amsterdamse Huidenclub waarin Ome Thijs een markante rol speelde. Ook de menukaart van die avond, gedrukt op leder, is bewaard gebleven. Omdat het na al die jaren een curiositeit is, vermelden we wat de gasten in 1952 aten en dronken. De Franse schrijffouten laten we staan.

  • Deze website gebruikt cookies
  • Deze melding verbergen